START / C. CORRESPONDENTIE / C. CARL
Van Carl von Meijenfeldt (N.5) is één brief bekend over de afstamming van de familie. De brief is in goed Engels gesteld, waarschijnlijk door zijn 65-jarige broer Hendrik, die examens in het Engels (en Maleis) heeft afgelegd. De brief is bovendien in fraaie letters gekalligrafeerd, vrijwel zeker door zijn 23-jarige zoon Frits, die deze techniek machtig was.
Nr | Datum | a/v | Geadresseerde | Plaats |
CC | 10-08-1876 | aan | the College of Professors of the University at Helsingfors |
Amsterdam, Kattenburgergracht 13 |
Een buitengewoon net exemplaar bevindt zich in de brandkluis van het Familiearchief. Toch is het een afschrift, want het origineel is naar de bestemming Helsinki verstuurd. Lees de scan van de brief hier.
Na zichzelf en vooral zijn vader te hebben geïntroduceerd, verklaart Carl waarom hij de brief schrijft: Some time ago a Dutch Newspaper of June 24th 1862 passed my hands. ‘Some time ago’ is wel een understatement, want tussen krant en brief zitten ruim veertien jaren. Carl heeft de krant kennelijk pas later onder ogen gekregen of zijn familieleden hadden die tijd nodig gehad om hem over te halen de brief te versturen. Bij de laatste veronderstelling past de bewering van zijn kleinkinderen dat hij niet graag over de familiegeschiedenis sprak (P.M.). Het origineel van de krant bevindt zich in brandkluis van het Familiearchief. Lees de scan hier. Precies hetzelfde bericht staat vier dagen later ook in het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage.
Het krantenbericht gaat over een recente gebeurtenis in Helsingfors. Op 2 juni 1862 ontzegelde de universiteit de aan haar gelegateerde papieren van de Zweedse veldmaarschalk graaf Johan August Meijerfeldt jr. Het gaat om veel brieven en documenten, met name over zijn correspondentie met de Zweedse koning Gustaaf III en zijn broer hertog Karel van Södermanland.
De openingszin ‘Uit Helsingfors wordt het volgende medegedeeld’ betekent dat zij een nieuwsbericht overnemen van collega’s in Helsinki, in dit geval het Helsingsfors Dagblad van 4 juni 1862. Daarin is het bericht identiek in het Zweeds te lezen. In voorafgaande edities is een pleidooi voor de ontzegeling opgenomen (zie het verhaal over de donatiebrief van de gravin-weduwe).
Hoewel Carl schrijft dat de graaf buiten twijfel zijn grootvader is, vraagt hij toch informatie “concerning his pedrigee as he is quite unknown with it“. Hij sluit zijn brief af met een verzoek: “I take the liberty to beg your College the necessay informations of these documents and of my ancestors“. Blijkbaar ontbreken hem de documenten en heeft zijn vader hem daar niet veel over verteld of van geweten.
Bijna zestig jaar later neemt Govert de nalatenschap van zijn grootvader Carl door. Hij vindt de brief en de krant, maar geen antwoord. Daarom schrijft hij op 24 augustus 1934 een soortgelijke brief aan de universiteit. Hij krijgt zes weken later een verrassend antwoord van de universiteitssecretaris. De brief van Carl was hem in het voorjaar van 1933 overhandigd door een persoon, die deze had aangetroffen in Anreps adelsboek van de in 1903 overleden professor in de geschiedenis Yrjö Koskinen. De universiteitssecretaris had gelijk maar het ontzegelde dossier van de veldmaarschalk nagekeken en zag dat er geen persoonlijke brieven en documenten bij zaten. (1)
Weer zestig jaar later deed Goverts zoon Hugo nog een poging bij de Universiteitsbibliotheek. Tegenwoordig bevindt het dossier zich in de handschriftenverzameling van de bibliotheek. Dat er door het meermaals schuiven met en het openen van de kist en omslagen documenten verloren zijn gegaan is niet waarschijnlijk. Dat er in de papieren iets over de stamboom zit of gezeten heeft evenmin, met uitzondering van één stuk over de erfenis van graaf Wolmar Johann von Meijerfeldt. (2)
1. Brief van Tor Carpelan aan Govert von Meijenfeldt, Helsinki 11 oktober 1934 [CG-22].
2. Brieven van Anna Alakallaanvaara, Helsinki University Library, Helsinki 15 april 1998 [CH-306]. Helsinki University Library, Manuscripts, Coll. 144.2.